Vennootschap financieel bijstaan via lening of inbreng?

Een vennootschap zit wegens de coronacrisis krap bij kas en de bestuurder-aandeelhouder wilt haar bijstaan door een lening toe te staan of een inbreng te doen. Welke juridische, financiële en fiscale verschillen zijn er tussen de beide?

Vennootschap financieel bijstaan via lening of inbreng?

 

Een vennootschap zit wegens de coronacrisis krap bij kas en de bestuurder-aandeelhouder wilt haar bijstaan door een lening toe te staan of een inbreng te doen. Welke juridische, financiële en fiscale verschillen zijn er tussen de beide?

I. Geld uitlenen aan een vennootschap

A. Juridische aandachtspunten

Een lening toestaan aan een vennootschap kan met weinig formaliteiten. Er moet immers niet voor naar de notaris gegaan worden. Een zgn. onderhandse overeenkomst volstaat. Een bestuurder van een NV of BV moet wel nog rekening houden met de procedure voor tegenstrijdige belangen, waarvoor uw boekhouder de nodige documenten kan opmaken. Er kan gekozen worden voor een termijnlening, of voor een lening zonder vaste termijn, via de rekening-courant (rc). Voor de terugbetaling moet ook geen notaris ingeschakeld worden. Een bestuurder bepaalt ook zelf of er interest aangerekend worden op de lening of niet, in principe ook tegen welke interestvoet en wanneer de interest betaald moet worden.

Wanneer een bestuurder geld leent aan een vennootschap verhoogt haar liquiditeit, lees: de mogelijkheid om leveranciers en andere kortetermijnschulden te betalen. De solvabiliteit of de verhouding van het eigen vermogen ten opzichte van het totale passief, daalt echter, aangezien een lening voor uw vennootschap vreemd vermogen is.

B. Fiscale gevolgen

Wanneer een vennootschap aan de bestuurder privé interesten betaalt op de lening, zijn die voor haar in principe aftrekbaar, voor zover ze niet in dividenden geherkwalificeerd moeten worden. Die herkwalificatie moet gebeuren wanneer en in de mate dat ofwel de lening meer bedraagt dan het totaal van de belaste reserves aan het begin van het boekjaar en het fiscaal gestort kapitaal aan het einde ervan, ofwel de interestvoet ‘overdreven’ is. Voor een termijnlening is de interestvoet overdreven als ze hoger is dan de marktrente. De marktrente is kortweg de interestvoet die een onafhankelijke kredietverstrekker zou rekenen voor een gelijkaardige lening. Voor leningen zonder vaste termijn is de interestvoet overdreven als ze hoger is dan een jaarlijks bepaald percentage. Voor 2020 is dat percentage bepaald op 4,06%. Op interesten, ook degene die in dividenden geherkwalificeerd worden, moet de vennootschap een roerende voorheffing (rv) van 30% inhouden. Op de terugbetaling van de lening moet de bestuurder privé geen belasting betalen.

II. Geld inbrengen in uw vennootschap

A. Vennootschapsrechtelijk

Om een bijkomende inbreng te doen in het eigen vermogen van een vennootschap moet een algemene vergadering gehouden worden, die voor de notaris moet plaatsvinden als er sprake is van een BV of NV. In ruil voor de inbreng geeft de vennootschap dan nieuwe aandelen uit of wordt de waarde van de bestaande aandelen verhoogd. Enkel in een NV heet deze bijkomende inbreng nog een kapitaalverhoging, in andere vennootschapsvormen is immers er vennootschapsrechtelijk geen kapitaal meer. Ingebrachte middelen kunnen minder gemakkelijk weer uit uw vennootschap gehaald worden dan een lening.

De terugbetaling is in een NV en BV onderworpen aan de zgn. nettoactieftest en in een BV ook nog aan de liquiditeitstest. Ten tweede moet voor de terugbetaling ook een algemene vergadering gehouden worden, eventueel opnieuw voor de notaris. In een NV is dat altijd het geval. In een BV is dat enkel het geval als op het moment van de inbreng in de statuten niet vermeld wordt dat de inbreng beschikbaar is. Anders wordt de inbreng vermoed zgn. onbeschikbaar te zijn en moet voor de terugbetaling ervan opnieuw de statuten gewijzigd worden. De algemene vergadering van de vennootschap (of uitzonderlijk het bestuursorgaan voor zgn. interimdividenden) beslist over de toekenning van dividenden op de inbreng. Wanneer de statuten aangepast zijn voor de bijkomende inbreng, kan de statutenwijziging niet beperkt zijn tot die ene wijziging (de bijkomende inbreng). De statuten moeten dan meteen ook volledig aangepast zijn aan het nieuwe wetboek vennootschapsrecht (WVV), tenzij dat uiteraard al gebeurd is.

Door geld in te brengen, verhoogt u niet enkel – zoals dat ook het geval is bij een lening – de liquiditeit van de vennootschap, maar bovendien ook de solvabiliteit. U verhoogt immers het eigen vermogen in verhouding tot het totale passief. Dit is van belang wanneer u van plan bent om voor uw vennootschap externe financiering te zoeken. Hoe groter de solvabiliteit, hoe gemakkelijker de vennootschap normaal gezien een krediet zal krijgen van de bank.

B. Fiscale gevolgen

Een inbreng levert de vennootschap in principe ook extra notionele-interestaftrek (NI) op. Het voordeel van de NI is momenteel echter verwaarloosbaar en is dus normaal gezien geen reden om een inbreng te kiezen in plaats van een lening. Een ander gevolg van de inbreng is dat de eerste grens voor de herkwalificatie van interesten verhoogt. Daardoor zullen de interesten op vorderingen die een bestuurder privé op zijn vennootschap heeft, minder snel geherkwalificeerd kunnen worden in dividenden. Kent de vennootschap dividenden toe, dan zijn die voor haar niet aftrekbaar.

Op dividenden die de vennootschap aan haar bestuurder uitkeert, moet zij ook roerende voorheffing (rv) inhouden. Het tarief is in principe 30%, maar wanneer in ruil voor de inbreng nieuwe aandelen uitgegeven worden, is er normalerwijs recht op de verlaagde rv voor kleine vennootschappen, de zgn. VVPR-bis van 15% (eerst 20%). Ook voor dividenden die uit liquidatiereserves komen, gelden er lagere rv- tarieven (17%/20% of 5%), maar moet u er wel rekening mee houden dat de vennootschap op de aanleg van de liquidatiereserve al 10% moet betalen. In de aangifte personenbelasting van de bestuurder-aandeelhouder kunnen dividenden tot € 812 (inkomstenjaar 2020) fiscaal vrijgesteld worden. De terugbetaling van de inbreng is – in tegenstelling tot die van een lening – niet volledig belastingvrij. Ze moet immers in principe gedeeltelijk aangerekend worden op de reserves van de vennootschap, waardoor de bestuurder-aandeelhouder op een deel ervan rv moet betalen.

III. Overzicht

 

Lening

Inbreng

1) Juridisch

Wat krijgt u in ruil?

vordering

(hogere waarde) aandelen

Wie beslist?

bestuursorgaan

algemene vergadering (av)

Notaris nodig?

neen

ja, tenzij VOF of CommV

Regels voor terugbetaling

geen

beslissing av, eventueel notaris

2) Financieel

Invloed op liquiditeit

positief

positief

Invloed op solvabiliteit

negatief

positief

3) Fiscaal

Aftrek interesten/dividenden

interesten in principe aftrekbaar

dividenden niet aftrekbaar

Rv op interesten/dividenden

30%

30%, 15% (20%), 17% (20%) of 5%

Belasting op terugbetaling?

neen

ja gedeeltelijk